Problemen bij een interventie van de dienst 100 in Hoeilaart

Op 4 januari 2008 werd vanuit Hoeilaart de dienst 100 opgeroepen. Er kwam snel een ziekenwagen uit de nabijgelegen Waalse gemeente La Hulpe. De twee ambulanciers hebben naar verluidt hun best gedaan om de patiënt te helpen, maar zij spraken evenwel geen Nederlands en de patiënt sprak alleen Nederlands.

Federaal volksvertegenwoordiger Michel Doomst (CD&V) vroeg aan bevoegd minister Laurette Onkelinx (PS) waarom de ziekenwagen uit La Hulpe kwam, en niet uit bijvoorbeeld Overijse?

De minister antwoordde als volgt: “De opdracht werd uitgevoerd overeenkomstig artikel 7 van het koninklijk besluit van 2 april 1965: de dienst van La Hulpe kon in dit geval op vijf minuten ter plaatse zijn, die van Overijse op acht minuten. Het principe is dat op een dringende oproep zo snel mogelijk moet worden gereageerd.

We kunnen onmogelijk altijd anticiperen op de taal van de patiënt. Ik wil een patiënt met misschien dodelijke letsels niet laten wachten op een taalkundig correcte ambulance, als hij sneller door een andere ambulance kan worden geholpen. Ik wijs erop dat als de ambulance van Overijse al was vertrokken, de wachttijd nog langer was geweest. In dringende noodgevallen is de patiënt trouwens soms niet eens in staat om zich uit te drukken.

Het is niet de taak van mijn departement om de taalkundige vaardigheden van de ambulanciers te evalueren, maar ik zal wel navraag doen naar deze zaak. De hulpdiensten aan de taalgrens hebben trouwens meestal een hulpverlener aan boord die de nodige inlichtingen kan inwinnen in het Nederlands.”

Doomst vindt dat ambulanciers die dringende medische hulp bieden over een elementaire kennis van de landstalen moeten kunnen beschikken. Dit moet wat mij betreft zeker gelden voor de diensten 100 in de Vlaamse en Waalse taalgrensgemeenten.
(oorspronkelijk bericht gepubliceerd door: David Joly)